“En..? Is hij nog te repareren?” De wanhoop was overduidelijk in zijn stem hoorbaar, alhoewel de jongen het probeerde te verbergen achter zijn nerveuze glimlach, wat natuurlijk niet echt wilde helpen. Hij had iets stoms gedaan. Iets dat zo ontzettend stom was, dat hij het zelf nog steeds niet kon geloven. Hoe onverwoestbaar drakenleer ook had geleken, het was blijkbaar niet sterk genoeg geweest. Met ingehouden adem keek Aaron naar de handen van de man die de handschoen vast hield, wachtend op een oordeel. De man duwde zijn kleine brilletje wat verder op zijn neus, waarna hij het gat in de handschoen nog wat beter bekeek. “Wat is er precies mee gebeurd?” vroeg de kalende man, de vraag nauwkeurig ontwijkend. Aaron fronste. Hij probeerde een goede verklaring te vinden voor het gat, maar wist niet bepaald een geloofwaardige verklaring te verzinnen. Goed. Hij had gefaald. En dat wist hij zelf ook. Maar dat betekende niet dat die man dat hoefde te weten. Hij had het op het moment zelf afgeschud als een ongelukje. Iets dat iedereen had kunnen gebeuren. Maar ja, aan de andere kant, hij was niet iedereen. Hij was meer dan iedereen. Dat zou hij in ieder geval moeten zijn. Moeten kúnnen zijn. Maar dit bewees opnieuw dat het nog lang zou duren voordat het zo ver zou zijn. Onbewust gleed Aaron’s blik naar zijn hand, waar een nog redelijk schoon verband om heen zat gewikkeld. Hij had het die ochtend nog verschoond, zodat hij zich daar de rest van de dag niet meer druk over had hoeven maken.
“Het was een ongelukje,” mompelde Aaron, de wedervraag van de man al even zorgvuldig ontwijkend. Hij had geblunderd. Meer hoefde deze niet te weten. Het was zelfs behoorlijk stom geweest. Tijdens die ene zeldzame keer dat hij had besloten om iemand te helpen met een missie had het natuurlijk weer fout moeten gaan. Het was zelf een behoorlijk makkelijke missie geweest. Niets moeilijks. Het enige wat ze hadden moeten doen was wat spinnetjes uitroeien. Dat was eigenlijk ook direct het probleem. Het waren geen kleine spinnetjes geweest. Ze waren zelf behoorlijk groot geweest. Misschien zelfs iets te groot. Maar zelfs dat had geen probleem moeten zijn geweest. Dat was, als het licht was geweest. Het was al behoorlijk laat geweest toen ze het nest eindelijk hadden gevonden, waardoor het simpelweg te donker was geweest om nog fatsoenlijk te kunnen zien. Het was er dan ook in geresulteerd dat de spinnen hadden geprobeerd om hún uit te roeien in plaats van andersom, al was het maar omdat ze zin hadden in een lekker tussendoortje. En als resultaat… Wel, ze hadden weg weten te komen van de spinnen, maar niet zonder wat schade op te lopen. En die schade was in zijn geval een pijnlijke beet in zijn hand geweest. Zijn hand had misschien enkel een schampere wond opgelopen, maar zijn handschoen daar in tegen… Nee, die had de spinnenbeet absoluut niet gewaardeerd.
“Het spijt me echt, maar ik denk niet dat hij nog te repareren valt,” zei de man. Aaron’s glimlach verdween. “U heeft zeker niets anders van hetzelfde materiaal?” vroeg hij. De man schudde met zijn hoofd. “Sorry, knul, maar ik ben bang dat we op het moment niets op voorraad hebben. Het materiaal waar dat soort spul van is gemaakt is daar te kostbaar voor.” Aaron sloeg zijn blik neer. Fijn. Ook dat nog. De man stak zijn hand naar hem uit om hem een medelevend schouderklopje te geven, waardoor Aaron instinctief achteruit bewoog in een poging de hand te ontwijken. De man trok zijn wenkbrauwen vragend op, maar zei er verder niets over. “Het beste wat ik voor je kan doen is een nieuwe maken, maar dat kan best nog wel eens een tijdje gaan duren. Op zijn vroegst een paar maanden, als je geluk hebt. Het is echter wel behoorlijk prijzig.” Aaron knikte afwezig. Een paar maanden lang niemand aanraken. Veel leuker kon het niet, alhoewel hij moest toegeven dat hij niet eens wist waar de mensen die hij aan zou willen raken waren. Hij zweeg een tijdje, kijkend naar zijn handen. “Ik… ik begrijp het. Dan zal ik later wel weer terug komen,” mompelde hij uiteindelijk, waarna hij langzaam op stond. Hij nam zijn gehavende handschoen terug, er op lettend dat hij de man niet aanraakte tijdens de overdracht van het voorwerp.
Zachtjes vloekend ging Aaron op van de vele bankjes zitten. Wel, shit, dat was dus absoluut niet het antwoord dat hij had gehoopt te horen, alhoewel hij het eigenlijk wel had kunnen verwachten. Natuurlijk was de handschoen niet meer te repareren. Het was niet alsof drakenleer aan de bomen groeide. Hij klemde het voorwerp wat steviger vast in zijn hand. Hij hief zijn arm in de lucht, alsof hij het op de grond wilde gooien, om zich uiteindelijk op het laatste moment te bedenken en het ding in een van zijn zakken weg te stoppen. Aaron trok zijn knieën op waarna hij zijn armen er omheen sloeg. Wat gedroeg hij zich toch als een klein kind. Het was niet alsof hij er niet aan gewend was om mensen niet aan te kunnen raken. Hij had het als klein kind gekund. Waarom zou het nu dan anders zijn? Zo moeilijk zou het vast niet zijn. Aaron slaakte een diepe zucht, waarna hij zijn hoofd voorover boog en op zijn knieën liet rusten. Hij moest gewoon iets voorzichtiger zijn dan normaal. Meer niet. Een zacht gekraak naast hem zorgde er voor dat hij lichtjes opschrok; er was iemand naast hem op het bankje komen zitten. Dit was waar hij kon beginnen met voorzichtig zijn. “Doe jezelf een plezier en ga op een ander bankje zitten,” gromde hij geïrriteerd. Dat vond hij persoonlijk een van de beste technieken als het ging om het uit de weg gaan van mensen. Ze wegsturen.